
Op het water gelden voorrangsregels die bepalen wie eerst mag varen en wie moet wachten. In tegenstelling tot het wegverkeer zijn de regels niet altijd even intuïtief en hangt veel af van de situatie. Het maakt niet uit wat voor een boot je bestuurt, voor elke boot is het belangrijk dat je de voorrangsregels goed kent, om ongelukken te voorkomen.
Het is belangrijk dat je de verschillen tussen groot en klein weet. Zo heeft een vrachtschip of een ander groot vaartuig bijvoorbeeld veel meer tijd en ruimte nodig om te manoeuvreren. Daarom hebben beroepsschepen en schepen langer dan 20 meter meestal voorrang op kleinere boten. Blijf uit de buurt van deze schepen en zorg dat je zichtbaar bent. Kun jij de stuurhut niet zien, dan ziet de schipper jou ook niet.
Wanneer je vanuit een haven of een zijwater een hoofdvaarwater op wilt varen heb je niet automatisch voorrang. Staat er een verkeersbord B.9a (zie de afbeelding hieronder) dan mag je alleen invoegen als je geen enkel ander schip dwingt om van snelheid of koers te veranderen. Zonder dit bord geldt de ‘medewerkingsregel’. Dit betekent dat het schip op het hoofdvaarwater moet meewerken aan een veilige invoegmanoeuvre maar jij als uitvarend schip mag niet plotseling en in sterke mate een andere boot hinderen.
In het voorbeeld hierboven vaart klein motorschip Arie op het hoofdvaarwater. Klein motorschip Boris wil de haven uitvaren (een haven is een nevenvaarwater) en ziet een B.9a verkeersbord.
Boris moet dus voorrang verlenen aan Arie. Boris moet ervoor zorgen dat Arie volledig ongehinderd kan doorvaren. Omdat Boris voorrangsplichtig is, ligt de verantwoordelijkheid volledig bij hem. Er is geen twijfel over wie eerst mag: dat is Arie. Voorrang verlenen betekent in dit geval dat Arie op geen enkele manier last mag hebben van Boris.
Op rivieren, kanalen en vaarwegen met rode en groene tonnen heeft het schip dat rechts (stuurboordwal) vaart voorrang. Dit helpt om de doorstroming soepel te laten verlopen. Probeer daarom altijd zo veel mogelijk aan de rechterkant (de stuurboordzijde) van het vaarwater te varen.
Wanneer er geen sprake is van het volgen van de stuurboordzijde van een vaarwater, moet bij gemengd verkeer en gevaar voor aanvaring een motorboot voorrang verlenen aan een zeilboot. Dat geldt ook voor roeiboten en kano’s die op spierkracht varen.
Als twee motorboten elkaar tegenkomen zonder dat er duidelijke markeringen of vaarregels gelden en als geen van de motorboten de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, dan heeft de boot die van rechts komt voorrang. Bij een tegemoetkomende situatie moeten beide boten naar stuurboord uitwijken.
Als twee zeilboten elkaar kruisen en geen van de boten de stuurboordzijde volgt, dan zijn er specifieke voorrangsregels
Heeft de ene boot de zeilen over stuurboord en de andere over bakboord, dan gaat de boot met de zeilen over bakboord voor.
Hebben beide boten de zeilen over dezelfde kant staan, dan moet de boot die hoger aan de wind vaart voorrang verlenen.
Op het water draait alles om veiligheid. Zelfs als je recht op voorrang hebt betekent dat niet dat je zomaar door kunt varen. Goed zeemanschap betekent dat je altijd probeert een aanvaring te voorkomen, ook als dat betekent dat je zelf moet uitwijken of afremmen. Als een andere boot niet oplet of de regels niet kent, ben jij nog steeds verantwoordelijk voor een veilige situatie.
Door de vaarregels te kennen en toe te passen voorkom je gevaarlijke situaties en zorg je voor een ontspannen vaart. Zorg dat je weet hoe je moet handelen en houd altijd rekening met andere schippers.
In dit stuk worden de voorrangsregels nog iets duidelijker aan de hand van voorbeelden uitgelegd.
In dit voorbeeld is er sprake van ruim water, Fin moet op dit open water voorrang verlenen aan groot schip Tom, omdat Fin een klein schip is.
Klein schip Fin verleent hier voorrang aan groot schip Tom.
Zeilschip Kim, dat tot de kleine schepen behoort, moet wachten op groot schip Tom.
Vu is een zeilschip langer dan 20 meter en valt daardoor onder de categorie ‘groot schip’. Bij grote vaartuigen maakt het niet uit of ze een motor of zeilen gebruiken, ze worden altijd als groot schip beschouwd. Bij kleine schepen speelt dit onderscheid wél een rol. Omdat Kim een klein zeilschip is, moet zij voorrang verlenen aan Vu.
Grote schepen mogen bij het keren medewerking vragen van kleine schepen. Dit geldt in gebieden waar het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) van kracht is. Een schip mag alleen keren als dit veilig kan gebeuren. Dit geldt zowel voor de omgang met andere grote schepen als met kleine schepen.
Wanneer een groot schip als Tom over bakboord wil keren, laat hij dit weten met één lange stoot gevolgd door twee korte stoten. Deze signalen betekenen dat het schip over bakboord gaat draaien. Tegelijkertijd met de geluidssignalen wordt een geel rondomschijnend licht getoond.
Een klein schip moet bij het keren altijd voorrang verlenen aan een groot schip. Wil Fin over bakboord draaien terwijl Tom nadert, dan moet Fin wachten tot Tom gepasseerd is.
Op zowel smalle als brede waterwegen mogen kleine schepen elkaar helpen bij het keren. In het voorbeeld kijkt Fin eerst achterom om te beoordelen of het veilig is. Als er onvoldoende ruimte is, mag hij medewerking verlangen van Job. Job moet dan zijn snelheid verlagen en indien nodig stoppen.
Voordat een groot schip vertrekt, moet het zeker weten dat dit veilig kan gebeuren. Daarbij mag het andere schepen vragen om mee te werken, ongeacht of deze groot of klein zijn. Tom mag dus Fin om medewerking vragen bij het vertrek.
Een klein schip zoals Fin mag bij het vertrekken alleen medewerking verlangen van een ander klein schip. Fin kan dus niet verwachten dat een groot schip op hem wacht en moet voorrang verlenen aan Tom. Pas wanneer Tom is voorbijgelopen, kan Fin veilig vertrekken.
Stel dat klein motorschip Fin langs de stuurboordzijde vaart en door een roerprobleem plotseling naar bakboord afdrijft, terwijl groot schip Tom uit tegenovergestelde richting komt.
In zo’n situatie moet Fin vier korte stoten geven om aan te geven dat hij niet kan manoeuvreren. Als hij beschikt over een marifoon, kan hij Tom oproepen om de situatie door te geven. Tom moet vervolgens zijn snelheid aanpassen en indien nodig zijn koers wijzigen om een aanvaring te voorkomen. Dit is een voorbeeld van goed zeemanschap, ook al gelden er vaste regels, het belangrijkste is altijd om gevaarlijke situaties te vermijden.
Het kennen van de voorrangsregels is niet alleen belangrijk voor het halen van je vaarbewijs, maar ook de veiligheid op het water. Wil je zeker weten dat je de voorrangsregels op het water kent? Met een online cursus van Vaarbewijs.nl leer je precies hoe de voorrangsregels werken en oefen je met realistische examenvragen. Zo ga je vol vertrouwen het examen in!
Begin vandaag nog en haal je vaarbewijs zonder gedoe.
Gemiddelde beoordeling door cursisten van Vaarbewijs.nl