Vaarbewijs.nl

Scheepstermen die je moet kennen voor je vaarbewijsexamen

Als je het water op gaat, is duidelijke communicatie van groot belang. Of je nu aanlegt in een drukke haven, een brug passeert of een boot moet ontwijken, je moet snel en zonder misverstanden kunnen reageren. In de scheepvaart gebruikt iedereen vaste termen om verwarring te voorkomen. Zeg je ‘bakboord’ in plaats van ‘links’, dan weet iedereen precies wat je bedoelt.

Daarnaast is het kennen van scheepstermen een belangrijk onderdeel van je vaarbewijsexamen. Woorden zoals hogerwal, lagerwal, springtij en voorspring kom je in de cursus en op het examen tegen. Door deze begrippen te begrijpen, vergroot je niet alleen je kans om te slagen, maar ben je ook beter voorbereid om veilig en zelfverzekerd te varen.

In deze blog ontdek je de belangrijkste scheepstermen. Eerst leer je de algemene begrippen die aan boord worden gebruikt. Daarna kijken we naar termen rondom afmeren en getijden. Tot slot bespreken we een aantal uitdrukkingen die schippers aan boord vaak gebruiken.

Algemene scheepstermen aan boord

  • Bakboord
    De linkerkant van de boot als je naar voren kijkt.

  • Stuurboord
    De rechterkant van de boot als je naar voren kijkt.

  • Gangboord
    Het looppad langs de zijkant van het schip.

  • Stuurhut
    De ruimte van waaruit een boot wordt bestuurd; op grotere schepen vaak 'brug' genoemd.

  • Kombuis
    De keuken aan boord.

  • Kuip
    Een verlaagde, open ruimte op het dek waar men kan zitten.

Scheepstermen rondom het vastmaken van een boot

  • Aanleggen
    Het naderen van een kade of steiger.

  • Afmeren
    Het vastleggen van je boot.

  • Ontmeren
    Het losmaken van je boot om te vertrekken. Dit wordt ook wel afvaren genoemd.

  • Tros
    Een dikke, naar buiten gerichte lijn waarmee je een boot of schip vastmaakt.

  • Spring
    Een dikke, naar binnen gerichte lijn waarmee je een boot of schip vastmaakt.

  • Loefzijde
    De kant van de boot die naar de wind toe is gericht.

  • Lijzijde
    De kant van de boot die van de wind af is gekeerd.

  • Hogerwal
    De kant waar de wind vandaan komt. Hier ligt een boot meestal veiliger.

  • Lagerwal
    De kant waar de wind naartoe waait. Hier kan een boot sneller afdrijven.

Scheepstermen rondom getijden

  • Getij
    De periodieke wisseling van de waterstand als gevolg van de zwaartekracht van de aarde en de maan.

  • Springtij
    Het moment waarop het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is.

  • Doodtij
    Het moment waarop het verschil tussen hoog- en laagwater het kleinst is.

  • Verval
    Het hoogteverschil tussen hoog- en laagwater.

  • Wantij
    De plek op ondiepe zeeën of getijdengebieden waar vloedstromen uit verschillende richtingen samenkomen en de stroming minimaal is.

Veelgebruikte uitdrukkingen aan boord

  • Klaar achter
    De bemanning achter op de boot is klaar om een manoeuvre uit te voeren.

  • Klaar voor en achter
    De bemanning voor en achter op de boot is klaar om aan te leggen of af te varen.

  • Oploeven
    De boot wordt naar de wind toe gedraaid.

  • Afvallen
    De boot wordt van de wind af gedraaid.

  • Alles vast
    Alle trossen en lijnen liggen vast.

  • Los achter
    De achtertros of achterspring moet losgemaakt worden.

  • Los voor
    De voortros of voorspring moet losgemaakt worden.

Bereid je voor met een vaarbewijscursus

Je kent nu een aantal veelvoorkomende scheepstermen, maar er zijn er nog veel meer. Het is belangrijk om ze allemaal te kennen. Tijdens het vaarbewijsexamen wordt deze vaktaal gebruikt in de vragen. Begrijp je de termen niet, dan wordt het lastiger om de juiste antwoorden te geven. Maar het stopt niet bij het examen. Zodra je met je vaarbewijs het water op gaat, is deze kennis net zo belangrijk. Je hebt het scheepvaarttermen nodig om te kunnen communiceren met bemanningsleden, andere schippers en havenpersoneel en te zorgen voor een veilige situatie op het water.

Wil je zeker weten dat je de theorie begrijpt en vol vertrouwen je vaarbewijsexamen maakt? Met een online cursus van Vaarbewijs.nl leer je niet alleen de regels, maar oefen je ook met de nieuwste examenvragen. Zo weet je precies wat je kunt verwachten en ga je met vertrouwen het examen in!