Het verschil tussen een boot, een schip en een jacht wordt soms verschillend geïnterpreteerd door mensen. Maar dit zijn de verschillen:
Boot
Een boot is een relatief klein vaartuig dat wordt gebruikt voor uiteenlopende doeleinden zoals recreatie, transport of visserij. Hoewel de meeste boten korter zijn dan 6 meter, zijn er ook grotere boten die onder deze categorie vallen. Boten zijn vaak handzamer en minder complex dan grotere vaartuigen en kunnen worden aangedreven door spierkracht (zoals roeiboten), motoren (zoals motorboten) of windkracht (zoals kleine zeilboten). Ze worden vaak gebruikt op meren, rivieren en kustwateren en zijn geschikt voor korte afstanden en minder zware taken.
Schip
Een schip is een groter, zwaarder vaartuig dat vooral wordt gebruikt voor commerciële, professionele of militaire doeleinden. Voorbeelden zijn vrachtschepen, cruiseschepen en marineschepen. Schepen zijn ontworpen om grote hoeveelheden goederen of passagiers te vervoeren en zijn voorzien van geavanceerde systemen voor navigatie, communicatie en stabiliteit. Hierdoor zijn ze bijzonder geschikt voor lange afstandstochten over open zeeën en oceanen.
Het verschil tussen een boot en een schip ligt voornamelijk in de grootte en complexiteit, hoewel hier geen strikte regels voor bestaan. Over het algemeen geldt dat een schip aanzienlijk groter en technischer is.
Jacht
Een jacht is een luxe vaartuig dat speciaal is ontworpen voor recreatie en ontspanning. Jachten variëren van kleinere zeil- of motorjachten tot enorme superjachten, vaak uitgerust met voorzieningen zoals zwembaden, jacuzzi’s, lounges en luxe interieurs. Ze worden vooral gebruikt door particulieren of charterbedrijven en zijn een statussymbool door hun nadruk op comfort, stijl en exclusiviteit. Jachten zijn geschikt voor zowel korte tochten als langere, luxueuze cruises.
De verschillen tussen een boot, schip en jacht gaan verder dan alleen hun grootte en gebruik; ook factoren zoals lengte, motorinhoud en snelheid spelen een belangrijke rol. Deze aspecten zijn bovendien van invloed op de regels rondom het verplicht hebben van een vaarbewijs.
Lengte
Voor vaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter is een vaarbewijs verplicht, ongeacht hun snelheid. Dit criterium geldt vooral voor grotere schepen en jachten, die doorgaans ontworpen zijn voor professioneel of recreatief gebruik over langere afstanden.
Snelheid
Als een motorboot korter dan 15 meter sneller kan varen dan 20 km/u, is een vaarbewijs vereist.
Motorinhoud
De motorinhoud bepaalt grotendeels het vermogen en daarmee de snelheid van een vaartuig. Hoewel een boot kleiner is, kan het door een krachtige motor net zo snel of sneller zijn dan een schip.
Wat is een klein schip?
Een schip wordt beschouwd als een klein schip als het een lengte van minder dan 20 meter heeft. Om de lengte van jouw boot te bepalen, meet je deze vanaf het voorste vaste deel (de voorsteven) tot het achterste vaste deel (de achtersteven) van de scheepsromp.
De stevens vormen de uiterste voor- en achtereind van een scheepsromp. De voorsteven bevindt zich bij de boeg (rechter rode pijl) en de achtersteven is het achterste vaste deel van de romp (linker rode pijl). Bij het bepalen van de lengte over de stevens, een maat die uitsluitend het vaste deel van de romp omvat (dus zonder boegspriet of zwemplatform), geldt dat een schip als klein wordt beschouwd als deze lengte minder dan 20 meter bedraagt.
Uitzonderingen
Er zijn vijf typen schepen die, ondanks dat ze korter zijn dan 20 meter, toch onder de categorie 'groot schip' vallen. Dat zijn:
Schip dat een groot schip sleept
Een motorschip dat een groot schip sleept, assisteert, duwt of langszij vastgemaakt meevoert, wordt volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), ongeacht de lengte, beschouwd als een groot schip. Dit betekent dat ook een motorschip van minder dan 20 meter onder deze categorie valt als het actief betrokken is bij het slepen van een groot schip.
Echter, een klein motorschip dat niet bezig is met het slepen, duwen of assisteren van een groot schip, blijft onder de categorie 'klein schip' vallen, zelfs als de schipper over de benodigde certificaten beschikt om te mogen slepen. Zo valt een boot van bijvoorbeeld 14 meter alleen onder de categorie 'groot schip' als deze daadwerkelijk een groot schip sleept.
Passagiersschip
Als een schip meer dan 12 passagiers mag vervoeren, dan is het een passagiersschip. En daarom is het ook een groot schip, ook al is het schip korter dan 20 meter.
Als het passagiersschip korter is dan 20 meter, dan moet het schip overdag varen met een gele ruit, zodat het voor iedereen duidelijk is dat het een groot schip is.
Amfibievoertuig
Amfibievoertuigen zoals bijvoorbeeld deze amfibiebus, vallen onder de categorie ‘klein schip’.
In het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) wordt niet gesproken over plezierjachten en beroepsverkeer, maar over 'groot' en 'klein'.
In dit voorbeeld is er sprake van ruim water. Fin moet hier voorrang verlenen aan groot schip Tom, omdat Fin een klein schip is.
Klein schip Fin verleent voorrang aan groot schip Tom.
Klein zeilschip Kim moet voorrang verlenen aan groot schip Tom.
Vu is een zeilschip van meer dan 20 meter en valt daardoor onder de categorie 'groot schip'. Bij grote schepen wordt geen onderscheid gemaakt tussen zeil- en motorschepen, waardoor Vu als groot schip wordt beschouwd.
Bij kleine schepen wordt dit onderscheid wel gemaakt. Kim, een klein zeilschip, moet daarom voorrang verlenen aan het grote schip Vu.
Zeilschip Nel mag meer dan 12 passagiers vervoeren en valt daardoor, ook al is ze korter dan 20 meter, onder de categorie 'groot schip'. Het schip voert de gele ruit als herkenningsteken.
Klein zeilschip Kim moet hier dus voorrang verlenen aan passagiersschip Nel.
In dit voorbeeld sleept motorschip Fin een groot schip, dit maakt Fin een groot schip. Daarom moet klein motorschip Job voorrang verlenen aan Fin.
Als een motorschip overdag een groot schip sleept dan moet hij een gele sleepcilinder met aan de boven- en onderkant een zwarte en witte band voeren.
's Nachts moet hij als extra verlichting twee witte toplichten onder elkaar voeren.
Een groot schip dat overdag wordt gesleept voert overdag een gele bol en ‘s nachts een rondomschijnend wit licht.
Veerpont
Volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) wordt niet elk schip dat de vaarweg oversteekt als veerpont beschouwd. Alleen schepen die door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen, worden als veerpont erkend. Ongeacht de lengte valt een veerpont altijd in de categorie 'groot schip'.
Een veerpont mag pas vertrekken, keren of de vaarweg oversteken als dit veilig kan gebeuren. Daarnaast mag het bij deze manoeuvres medewerking verlangen van een groot schip.
Een klein schip is verplicht voorrang te verlenen aan een veerpont die vertrekt, keert of de vaarweg oversteekt. Zo moet klein schip Job voorrang geven aan veerpont Ger, die net is begonnen aan de oversteek.
Soms wordt een oversteekplaats van een pont met een bord aangegeven, dan ziet dit bord er zo uit als op de afbeelding hierboven.
Een niet-vrijvarende veerpont, zoals een kabel-, ketting- of gierpont, wordt aangeduid met een blauw bord voorzien van een witte horizontale streep eronder. Deze streep waarschuwt voor de aanwezigheid van een ketting of kabel.
Het blauwe bord met de witte pijl geeft de aanbevolen vaarrichting aan, terwijl het onderste bord de maximumsnelheid op deze locatie beperkt tot 6 km per uur.
Keren
Groot schip Tom wil over bakboord keren en mag hiervoor medewerking verlangen van klein schip Fin. In het BPR-gebied geldt dat een schip alleen mag keren als dit zonder gevaar kan gebeuren. Deze regel moet door een groot schip zowel ten opzichte van andere grote schepen als van kleine schepen worden nageleefd.
Keren over bakboord wordt aangekondigd met een attentiesein van één lange stoot, gevolgd door twee korte stoten. Deze twee korte stoten geven aan dat het schip over bakboord zal keren. Gelijktijdig met deze geluidssignalen toont Tom een geel rondomschijnend licht.
Klein schip Fin wil over bakboord keren, maar moet voorrang verlenen aan groot schip Tom, omdat een klein schip bij het keren altijd voorrang moet geven aan een groot schip. Fin mag daarom nog niet keren.
Klein schip Fin wil over bakboord keren, maar omdat een klein schip bij het keren voorrang moet geven aan een groot schip, moet Fin wachten tot groot schip Tom is gepasseerd.
Een klein schip mag bij het keren medewerking vragen van een ander klein schip, zowel op smal vaarwater als op ruim water.
In het voorbeeld moet Fin eerst achterom kijken om zeker te zijn dat hij veilig kan keren. Als het niet veilig is, mag Fin medewerking verlangen van Job. Job moet dan helpen door zijn vaart te minderen en indien nodig te stoppen.
Vertrekken
Groot schip Tom wil vertrekken, maar mag dit alleen doen als het zeker is dat dit veilig kan. Bij het vertrekken mag een groot schip medewerking vragen van een ander schip, ongeacht of dit groot of klein is. Daarom mag Tom medewerking verlangen van klein schip Fin.
Klein schip Fin wil vertrekken, maar mag daarbij alleen medewerking vragen van een ander klein schip, niet van een groot schip. Fin moet dus voorrang verlenen aan groot schip Tom en wachten tot Tom is gepasseerd.
Stel dat klein motorschip Fin de stuurboordzijde volgt en door een roerdefect plotseling naar bakboord afdrijft, terwijl groot motorschip Tom uit de tegenovergestelde richting nadert.
In zo’n situatie moet Fin met vier korte stoten aangeven dat hij niet kan manoeuvreren. Als Fin een marifoon heeft, kan hij groot schip Tom oproepen, zodat alle schepen met een marifoon meteen weten dat Fin een probleem heeft.
Tom moet daarop vaart minderen en zijn koers naar bakboord aanpassen om een aanvaring te voorkomen. Dit is een voorbeeld van goed zeemanschap.
Je weet nu wat de verschillen tussen een boot, schip en jacht zijn en ook weet je nu wat de vaarregels zijn tussen groot en klein. Maar wil jij nog meer vaarregels leren? Volg dan onze online cursus. Onze cursussen bevatten altijd de nieuwste examenvragen. Je kunt oefenen met 29 proefexamens voor Vaarbewijs 1, 14 voor Vaarbewijs 2 en 18 voor Marifonie.
Gemiddelde beoordeling door cursisten van Vaarbewijs.nl